1 Samuel 9:10

SVToen zeide Saul tot zijn jongen: Uw woord is goed, kom, laat ons gaan. En zij gingen naar de stad, waar de man Gods was.
WLCוַיֹּ֨אמֶר שָׁא֧וּל לְנַעֲרֹ֛ו טֹ֥וב דְּבָרְךָ֖ לְכָ֣ה ׀ נֵלֵ֑כָה וַיֵּֽלְכוּ֙ אֶל־הָעִ֔יר אֲשֶׁר־שָׁ֖ם אִ֥ישׁ הָאֱלֹהִֽים׃
Trans.wayyō’mer šā’ûl ləna‘ărwō ṭwōḇ dəḇārəḵā ləḵâ| nēlēḵâ wayyēləḵû ’el-hā‘îr ’ăšer-šām ’îš hā’ĕlōhîm:

Algemeen

Zie ook: Saul (koning)

Aantekeningen

Toen zeide Saul tot zijn jongen: Uw woord is goed, kom, laat ons gaan. En zij gingen naar de stad, waar de man Gods was.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וַ

-

יֹּ֨אמֶר

Uw woord

שָׁא֧וּל

Saul

לְ

-

נַעֲר֛וֹ

tot zijn jongen

ט֥וֹב

is goed

דְּבָרְךָ֖

Toen zeide

לְכָ֣ה׀

-

נֵלֵ֑כָה

-

וַ

-

יֵּֽלְכוּ֙

-

אֶל־

naar

הָ

-

עִ֔יר

de stad

אֲשֶׁר־

waar

שָׁ֖ם

-

אִ֥ישׁ

de man

הָ

-

אֱלֹהִֽים

Gods


Toen zeide Saul tot zijn jongen: Uw woord is goed, kom, laat ons gaan. En zij gingen naar de stad, waar de man Gods was.

________

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!